Bijna 30(!) jaar geleden kocht ik als 18-jarig jongetje het boekje ‘Berggids voor fietsers’ van Bart Aardema. Dit boekje beschrijft een aantal tot de verbeelding sprekende bergpassen in Europa: beroemde cols uit de Tour de France en Giro d’Italia maar ook minder bekende passen. Tot die laatste categorie behoort de Col du Parpaillon.
De Parpaillon is een 2700 meter hoge bergpas in de Franse Alpen. De pashoogte is van beide zijden te bereiken over een deels onverharde, zéér moeilijk berijdbare weg, eigenlijk niet meer dan een muilezel pad vol keien en gaten. Op een hoogte van 2650 meter voert een onverlichte tunnel onder de daadwerkelijke pas door. Een donker hol met een lengte van 400 meter en een vloer vol gaten met daarin water en/of ijs. De beklimming van de Parpaillon is zwaar en steil. “Als je alles op fietsgebied hebt meegemaakt, wordt het tijd om je bezig te gaan houden met de Parpaillon”, aldus de auteur.
Ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg dat ik sommige passages uit de berggids wel vijftig keer gelezen heb. Op mijn slaapkamertje in het Limburgse Reuver ontstonden zo eind jaren tachtig (samen met de ‘Wereldfietsgids’ van diezelfde Aardema) de meest wilde plannen voor de meest verre, zware en mooie fietstochten.
“Als je alles op fietsgebied hebt meegemaakt, wordt het tijd om je bezig te gaan houden met de Parpaillon”
In de jaren die volgden fietste ik over nagenoeg alle bergpassen uit de berggids. Telkens als ik er eentje had bedwongen, zette ik netjes in de inhoudsopgave een kruisje voor de desbetreffende berg. Eén plekje bleef al die tijd leeg… dat van de Parpaillon! Om de een of andere manier vond ik altijd een excuus om deze gigant vooral NIET te hoeven beklimmen: mijn fysieke gesteldheid, het materiaal, de weersomstandigheden… er was altijd wel een ‘goede’ reden te vinden.
In augustus van dit jaar waren we in de buurt van Embrun op vakantie. Het weer was geweldig en mijn vorm voortreffelijk. Mijn 23 jaar oude mountainbike, de fiets die inmiddels zo’n beetje elke Alpen en Pyreneeën reus had bedwongen, de Sahara had doorkruist en eigenlijk al van haar welverdiende pensioen genoot, was ook mee. Zou zij het nog kunnen?
Ik vond dat ik deze keer geen excuus had en startte dus in de vroege ochtend van 12 augustus aan de 30 kilometer lang klim. Je zou er een boek over vol kunnen schrijven, ik beperk me tot één woord: het was FANTASTISCH! Wat een belevenis! Wat een vergezichten! En wat een berg! In niets te vergelijken met de honderden andere cols waarover ik gefietst heb.
Anderhalve week later, weer terug in Nederland, haalde ik mijn berggids uit de kast. Dertig jaar na aanschaf van het (inmiddels flink vergeelde) boekje zette ik mijn laatste kruisje in de inhoudsopgave. “Good things take time…”