Tijdens mijn fietstochten naar Noord-Afrika was de Sahara in Algerije een van mijn favoriete bestemmingen. Dagenlang in mijn uppie door de woestijn op mijn fietsje. Vandaag de dag moet ik er niet meer aan denken, destijds was het mijn ultieme droom.
Op één van mijn reizen – in het najaar van 1990 – fietste ik op een goeie dag door een door god verlaten woestijnlandschap in het zuiden van Algerije. Ik had al uren niemand gezien en was nog honderden kilometers van de ‘bewoonde’ wereld verwijderd, toen ik plots achter mij het geluid hoorde van motoren. Het bleek te gaan om twee motoren, vier personen in totaal. Een van de vrouwen achterop deed haar vizier omhoog, keek me in de ogen en vroeg: “En Marc, hoe gaat het met je maagklachten?”. Ik viel nog net niet van mijn fiets van verbazing. Nederlanders? Hier? En hoe weten ze dat ik Marc heet en last heb van mijn maag?
Eigenlijk was de verklaring heel simpel. In een cafeetje enkele honderden kilometers terug had ik een kort berichtje geschreven in een soort van gastenboek: “Ik ben Marc en kom uit Reuver, Nederland. Ik fiets door de woestijn maar heb ontzettend last van mijn maag. In plaats van op de fiets zat ik nu dus liever in een collegebankje in Maastricht, waar ik studeer…”. De twee stellen met motor hadden dit gelezen en toen ze enkele dagen later een eenzame fietser door de woestijn zagen zwoegen, was de link zo gelegd. We spraken wat met elkaar, ik kreeg een slok water en een rolletje Stimorol kauwgum en een kwartiertje later zetten zij hun tocht voort en was ik weer alleen…
Ongeveer een half jaar later – ik was inmiddels weer veilig terug in Nederland – lag er een brief in mijn brievenbus. Deze was afkomstig uit Rosmalen. Juist ja, van de twee stellen van mijn vluchtige ontmoeting in de Sahara! Zij hadden zich na onze ontmoeting een aantal keren afgevraagd of ik niet te ziek was om mijn fietsreis voort te zetten. Hadden ze mij geen hulp moeten bieden? Had ik het überhaupt wel gered tot de eerstvolgende oase? Kortom: ze waren heel nieuwsgierig hoe het met mij was afgelopen. Ze wisten mijn naam en ze wisten mijn woonplaats. Om een lang verhaal kort te maken: via wat belwerk en het bevolkingsregister hebben ze uiteindelijk mijn adres kunnen achterhalen. In de zomer van 1991 zag ik mijn Sahara vrienden dus voor de tweede keer, dit keer in (het eveneens avontuurlijke) Rosmalen. Ik 1992 spraken we nog één keer met elkaar af, daarna hebben we geen contact meer gehad. Tot het voorjaar van 2013, meer dan twintig(!) jaar ná onze laatste ontmoeting…
“Peter heeft dit van ‘boven’ geregeld, was hun vaste overtuiging”
Via de site van Alpe d’HuZes (waar ik dat jaar voor de eerste keer aan mee deed) kreeg ik een mail van iemand met de vraag of ik “…die Marc was die 20 jaar geleden door de woestijn had gefietst?”. Ik mailde enthousiast terug en stelde maar direct voor om weer eens met elkaar af te spreken. Ik kreeg gelijk een bericht terug. De aanleiding om contact met mij te zoeken was helaas niet zo’n plezierige. Op 18 november 2012 was Peter, een van de motorrijders, overleden aan darmkanker. Tijdens zijn crematie had men gecollecteerd voor KWF. Zijn weduwe Riet wilde dit bedrag graag schenken aan iemand die zich inzet voor de strijd tegen kanker. En dus was men op de site van Alpe d’HuZes op zoek gegaan naar deelnemers uit Rosmalen. Tussen die 7000 fietsers zou toch vast wel iemand uit hun eigen woonplaats te vinden zijn? Door een typefoutje kwamen er bij een eerste selectie echter 35 willekeurige andere namen op het scherm te staan. En toeval of niet… mijn naam stond precies midden op het scherm! Ze realiseerden zich gelijk dat ik ‘die jongen uit de woestijn’ was en hebben dus contact met mij opgenomen. Peter heeft dit van ‘boven’ geregeld, was hun vaste overtuiging. Enkele maanden later fietste ik mijn eerste Alpe d’HuZes. De 6e beklimming van die dag was opgedragen aan Peter.
Ook in 2014, 2015 en 2016 heb ik de 6e beklimming telkens aan Peter opgedragen. Een eenvoudig gebaar, maar met heel veel betekenis voor zijn vrouw Riet en zijn twee beste vrienden.